Beschrijving
Het doel van een stuursysteem op een voertuig is: dat de bestuurder met het voertuig kan manoeuvreren. Hiervoor heeft een voertuig een stuurinrichting waarmee je de wielen van één of
meer assen kunt besturen. Veel mobiele werktuigen worden door middel van de voorwielen bestuurd, maar er zijn ook zelfrijdende mobiele werktuigen die via de achterwielen bestuurd worden.
Aan stuursystemen worden verschillende eisen gesteld:
- De besturing mag niet te zwaar gaan.
- De reactiekrachten op de wielen en het stuurmechanisme mogen niet te groot zijn. Het mobiele werktuig moet voldoende richtingsstabiliteit bezitten. Dat wil zeggen dat het voertuig door oneffenheden op de ondergrond niet van zijn weg kan afwijken.
- De bandenslijtage moet tot het minimale beperkt zijn.
Als je een voertuig zonder wringing en wrijving door een bocht wil laten gaan, dan moeten alle wielen om een draaipunt lopen. Dat noemen we het centrum van de bocht. Dit centrum is met de letter M aangegeven. Het centrum ligt op het verlengde van de achteras of vooras (als je met achterwielbesturing te maken hebt). Je ziet dat elk wiel een andere cirkel doorloopt.